Met de inwerkingtreding van de Wet uniformering loonbegrip ontvangt de bijstandsgerechtigde geen vergoeding meer voor de inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet, omdat die met ingang van 1-1-1 januari 2013 direct bij de inhoudingsplichtige wordt ingehouden. De verwijzing in artikel 4 naar die vergoeding komt in verband hiermee te vervallen, zoals ook gebeurt in artikel 19, vierde lid, van de Wet werk en bijstand. In het artikel wordt nu alleen nog verwezen naar artikel 12 van het Bbz 2004 en niet naar door de gemeente verstrekte bijstand in de vorm van een lening of borgtocht, bedoeld in de artikelen 21, eerste lid, 22 en 26 van het Bbz 2004. Het betreft hier de situatie waarin wegens een inkomen dat onder de jaarnorm ligt een geldlening of borgtocht ter voorziening in bedrijfskapitaal wordt omgezet in een bedrag om niet (artikel 21, eerste lid), dan wel bedrijfskapitaal om niet wordt verstrekt aan respectievelijk een gevestigde zelfstandige (artikel 22) dan wel een oudere zelfstandige (artikel 26). Dit is gedaan, omdat er blijkens de jurisprudentie (Hoge Raad op 7 oktober 2005, nr. 39687, LJN: AQ7159; Rechtbank ‘s-Gravenhage, AWB 07/506 en AWB 07/507, LJN: BG8919) de omzetting van een door de gemeente verstrekte lening in een bedrag om niet, niet is aan te merken als een periodieke uitkering. Bepalend is dat niet kan worden geoordeeld dat redelijkerwijs kan worden verwacht dat meerdere uitkeringen uit dezelfde bestaansoorzaak zouden volgen, zodat niet is voldaan aan het periodiciteitsvereiste voor belastbaarheid. Dit betekent dat deze verstrekkingen in het vervolg onbelast worden verleend.
Meer informatie: Wijziging van het Besluit WWB 2007 – STB15299 (pdf-bestand)