Voor de Inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ) gelden maximale inkomensnormen. Deze bruto jaarbedragen worden afgeleid van het netto-minimumloon. Bij de afleiding van de bruto inkomensnormen voor de IOAZ uit het nettominimumloon is de inkomensafhankelijke afbouw van de algemene heffingskorting in de tweede schijf per abuis niet meegenomen. Daardoor zijn de maximale inkomensnorm in de IOAZ sinds 1 januari 2014 iets te laag vastgesteld.

Het feit dat de normen te laag waren vastgesteld is mogelijk in enkele gevallen ten nadele geweest van uitkeringsgerechtigden: indien het gerealiseerde of verwachte bedrijfsinkomen ten tijde van de aanvraag lager was dan het correcte normbedrag, maar hoger dan het gehanteerde normbedrag, is hen mogelijk het recht op een IOAZ-uitkering ontzegd. Aan gemeenten wordt verzocht in de gemeentelijke administratie na te gaan of er om deze reden IOAZ aanvragen ten onrechte zijn afgewezen. Indien dit aantoonbaar het geval is, worden gemeenten verzocht het eventuele hierdoor opgetreden inkomensverlies te compenseren. Onderstaande tabel bevat de oude en gecorrigeerde bedragen uit de periode 1 januari 2014 tot 1 juli 2017. In de normenbrief van 1 juli 2017 zijn de juiste bedragen opgenomen.

\