1. Uitspraak CRvB 6 december 2016: Ongelijke behandeling samenwonenden bij zorgbehoefte

De bijstandsnorm voor ‘gehuwden’ is van toepassing voor personen die samenwonen én een gezamenlijke huishouding voeren (gehuwd of ongehuwd). Dit geldt bijvoorbeeld ook voor samenwonende bloedverwanten in de tweede graad (broers en zussen), die een gezamenlijke huishouding voeren. Alleen samenwonende familieleden, te weten bloed- en aanverwanten in de eerste graad (ouders- (pleeg)kinderen) zijn hiervan uitgezonderd. Daarnaast is expliciet in de Participatiewet geregeld dat óók bloedverwanten in de tweede graad (broers en zussen), die een gezamenlijke huishouding voeren, bij de beoordeling van het recht op bijstand worden uitgezonderd van de toepassing van de gehuwdennorm, indien er bij één van hen een zorgbehoefte bestaat.

Op 6 december 2017 heeft de Centrale Raad van Beroep (CRvB) in een aldaar aanhangig gemaakte casus geoordeeld dat deze regeling in de Participatiewet voor zover ‘de uitzondering wegens het bestaan van een zorgbehoefte is beperkt tot bloedverwanten in de tweede graad, wegens strijd met artikel 26 van het IVBRP (discriminatie) buiten toepassing dient te worden gelaten’

In de beantwoording van Kamervragen naar aanleiding van genoemde CRvB uitspraak heb ik 24 januari 2017 in eerste instantie aangegeven welke gevolgen de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep voor de uitvoering van de Participatiewet door gemeenten zou hebben, namelijk dat de gemeenten gehouden zijn om in voorkomende individuele gevallen rekening te houden met de genoemde CRvB uitspraak en voorts dat de Participatiewet aanpassing zou behoeven.

Omdat uit nieuwe informatie is gebleken dat de betrokken gemeente tegen de uitspraak van de CRvB op grond van artikel 80 van de Participatiewet beroep in cassatie heeft ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden (HR), heb ik op 20 februari 2017 de eerder door mij gegeven antwoorden op Kamervragen gecorrigeerd. De brief aan de Tweede Kamer vindt u hier. In verband met het cassatieberoep bij de HR is de genoemde uitspraak van de CRvB namelijk opgeschort, totdat de HR hierop een beslissing heeft genomen. Een en ander betekent dat de gemeenten – in tegenstelling tot mijn eerdere antwoorden op genoemde Kamervragen – gehouden blijven uitvoering te geven aan de huidige wettelijke regeling en dus alléén tweedegraads bloedverwanten die een gezamenlijke huishouding voeren én voldoen aan het criterium van “zorgbehoefte” uit kunnen zonderen van de gehuwden norm. Volgens de eerdere beantwoording van de Kamervragen zou de uitzondering namelijk óók van toepassing worden op alle andere ongehuwd samenwonenden die een gezamenlijke huishouding voeren én voldoen aan het criterium van ‘zorgbehoefte’.

In dit kader is voorts van belang dat naar vaste rechtspraak als ‘zorgbehoeftige’ wordt aangemerkt de persoon van wie is vastgesteld dat hij vanwege ziekte of een stoornis van lichamelijke, verstandelijke of geestelijke aard in aanmerking komt voor een opname in een AWBZ-inrichting (thans: Wlz-inrichting). Bovendien is van zorgbehoefte sprake als de persoon die vanwege ziekte of een stoornis van lichamelijke, verstandelijke of geestelijke aard duurzaam is aangewezen op dagelijkse hulp bij alle of de meeste algemene dagelijkse levensverrichtingen, of is aangewezen op constant toezicht teneinde mogelijk gevaar voor zichzelf of anderen te voorkomen.

8 Divosa Werkwijzer ‘Aan de slag met parttime ondernemen’

Op 20 december 2016 heeft Divosa de ‘Werkwijzer Aan de slag met parttime ondernemen’ gepubliceerd. De werkwijzer is onderdeel van het programma Effectiviteit & Vakmanschap van Divosa en de Beroepsvereniging voor Klantmanagers, mede gefinancierd door het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Onder gemeenten zijn veel vragen over parttime ondernemen vanuit en binnen de kaders van de Participatiewet. De nieuwe Werkwijzer Aan de slag met parttime ondernemen helpt die vragen te beantwoorden; u vindt deze op https://www.divosa.nl/publicaties/werkwijzer-aan-de-slag-met-parttime-ondernemen.

Divosa heeft in samenwerking met een aantal gemeenten een werkblad gemaakt dat bijstandsgerechtigden helpt bij het opzetten van een stappenplan voor een parttime onderneming. Dit werkblad kunnen gemeenten kosteloos bestellen, zie https://www.divosa.nl/publicaties/werkblad-een-parttime-onderneming.

9. Kunstenaars en ondernemerschap in Amsterdam

De gemeente Amsterdam is met gedeeltelijke ondersteuning van het Rijk een pilot gestart, waarbij startende en net gestarte kunstenaars tijdelijk begeleiding wordt aangeboden bij het ontwikkelen van noodzakelijke ondernemersvaardigheden. Uit een recente verkenning van de SER en de Raad voor Cultuur (januari 2016) blijkt dat in de culturele sector sprake is van relatief lage en onregelmatige inkomens en een hoge kans op werkloosheid. In de sector is een relatief groot aantal praktiserend kunstenaars werkzaam als zelfstandige. Financiële ondersteuning aan startende zelfstandige kunstenaars vanuit het Bbz is alleen mogelijk indien bij de aanvraag (onder andere) wordt aangetoond dat het bedrijf levensvatbaar is. In veel gevallen is dit een te hoge horde voor de doelgroep. Met deze pilot zal worden onderzocht of een betere begeleiding bij de ontwikkeling van ondernemersvaardigheden van deze groep leidt tot een verbetering van hun inkomenspositie. Doel is dat de begeleide kunstenaars zelfstandig in hun bestaan kunnen voorzien, of in staat zijn een succesvolle aanvraag Bbz te doen.

Naam van de pilot is Het Fundament, om aan te geven dat ondernemersvaardigheden de basis zijn voor een goede start als zelfstandig kunstenaar. De eerste groep is 30 januari 2017 van start gegaan. Deelnemers zijn startende of recent gestarte kunstenaars met een laag inkomen. Het programma duurt vier maanden en de begeleiding vindt grotendeels plaats door medewerkers van het team Eigen Werk (van de gemeente Amsterdam), die een achtergrond hebben in de kunst en door Cultuur+Ondernemen, de stichting die voorheen werd ingeschakeld om kunstenaars met een Wwik uitkering te begeleiden.

De pilot zal worden geëvalueerd, waarbij onderzocht zal worden wat de resultaten van de pilot zijn en wat de werkzame elementen zijn van het begeleidingstraject. Tevens zal een MKBA (maatschappelijke kosten en baten analyse) worden uitgevoerd. De resultaten en inzichten van de evaluatie zullen onder andere gemeenten worden verspreid.

16. Verantwoording Bbz 2004 aan het Rijk

Inleiding
In deze toelichting wordt de wijze van verantwoording van de Bbz 2004 aan het Rijk beschreven in zowel het Beeld van de Uitvoering als SiSa. De aanleiding voor de toelichting zijn de vragen die het ministerie van SZW krijgt over de wijze van verantwoording.

Lasten
Lasten zijn uitgaven die aan een periode worden toegerekend. Uitgaven worden aan een periode toegerekend indien de prestatie (die leidt tot kosten) in het begrotingsjaar plaatsvond, dan wel indien het verlies in het begrotingsjaar plaatsvond, dan wel het verlies aan dat begrotingsjaar is toe te rekenen (Invulwijzer SiSa 2016, paragraaf 5.2).

Het bestedingsbegrip bij het Bbz 2004 kent in aanvulling op de definities onder 5.2 Besteding het volgende: balansmutaties in verband met de verstrekking van leningen, zoals kapitaalverstrekking in het kader van het Bbz 2004, worden verantwoord bij de bestedingen (Invulwijzer SiSa 2016, paragraaf 5.2.1).

Baten
Baten zijn inkomsten die aan een periode worden toegerekend. Inkomsten worden aan een periode toegerekend als de prestatie in die periode plaatsvond. Hetzij omdat de uitvoering van een taak die tot inkomsten leidde in het begrotingsjaar plaatsvond, hetzij omdat het voordeel in het begrotingsjaar plaatsvond (Invulwijzer SiSa 2016, paragraaf 5.4).

De verantwoording van baten voor de gebundelde uitkering en van het Bbz 2004 vindt plaats op basis van het baten- en lastenstelsel, conform het BBV. B
alansmutaties in verband met de terugbetaling van leningen, zoals bijstand of kapitaalverstrekking in het kader van het Bbz 2004, worden verantwoord bij de baten. Onder baten op verstrekt bedrijfskapitaal wordt verstaan: rente en aflossing. Een terugvordering is een voorbeeld van een vorm van aflossing (Invulwijzer SiSa 2016, paragraaf 5.4.1).

Bij balansmutaties gaat het niet om mutaties in de voorziening dubieuze debiteuren. Dotaties aan de voorziening dubieuze debiteuren zijn geen bestedingen en een vrijval van de voorziening is geen bate. Een uitzondering hierop zijn fraudevorderingen. Conform het BBV worden fraudevorderingen (in afwijking van overige vorderingen) als netto baten verantwoord. In de situatie van de opsporing van een fraudegeval wordt onder het baten- en lastenstelsel de vordering in één keer in het jaar van het stellen van de vordering opgenomen bij de baten, waarbij een voorziening voor dubieuze debiteuren in mindering wordt gebracht (Invulwijzer SiSa 2016, paragraaf 5.4).

Omzetting naar een bedrag “om niet”
Volgens artikel 21 van het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004 kan een verleende bijstand, onder voorwaarden, ambtshalve geheel of gedeeltelijk worden omgezet in een bedrag om niet. Dit geldt eveneens voor bedrijfskapitaal (artikel 22 van het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004).

Een (gedeeltelijke) omzetting van bijstand of van bedrijfskapitaal naar een bedrag om niet is uiteraard geen bate. Gemeentelijke beslissingen die betrekking hebben op de hoogte van eenmaal toegekende leningen (bijvoorbeeld een geheel of gedeeltelijke omzetting van leenbijstand om niet) dienen daarom buiten de verantwoording te blijven (FAQ wijziging regelgeving Bbz).

21. Breed moratorium

Het besluit breed moratorium, waarmee voor mensen in zeer problematische schuldsituaties een afkoelingsperiode kan worden ingelast, zal per 1 april 2017 in werking treden. Het breed moratorium biedt de gemeentelijke schuldhulpverlening de mogelijkheid om onder bepaalde voorwaarden een incassopauze mogelijk te maken. Het gaat om situaties waarin door de wijze van incasso van een of meer schuldeisers de financiële situatie van de schuldenaar herhaaldelijk wordt gedestabiliseerd, terwijl andere instrumenten onvoldoende soelaas bieden om tot een effectieve schuldhulpverlening te komen. Het moratorium is dan ook een ultimum remedium. De incassopauze biedt hulpverlener en schuldeisers de mogelijkheid een juist beeld te krijgen van de afbetalingsmogelijkheden van de schuldenaar en op basis daarvan tot reële afbetalingsafspraken te komen. Een verzoek tot het instellen van een breed moratorium wordt door het college van burgemeesters en wethouders gedaan aan de rechter.