In het huidige ruimtelijk beleid is ‘metropoolvorming in de Randstad’ een belangrijk thema. Doel daarvan is het versterken van de economische positie van Nederland. De metropoolregio’s omvatten niet alleen steden, maar ook omvangrijke suburbane gebieden. Het PBL onderzocht acht ‘nieuwe steden’ in de Randstad die in de jaren zeventig van de vorige eeuw opgenomen werden in het groeikernenbeleid: Zoetermeer, Spijkenisse, Capelle aan den IJssel, Nieuwegein, Houten, Almere, Haarlemmermeer en Purmerend. Het rapport laat zien dat al tijdens de totstandkoming van de groeikernen de aandacht voor de vorming van kwalitatief hoogwaardige suburbane woonmilieus gering was, omdat de keuze van de locatie en de aantallen te bouwen woningen voorop stonden. Later zijn de suburbane woonmilieus in de schaduw komen te staan van de binnenstedelijke herstructureringsopgave en van de ‘compacte stad’. Sommige groeikernen hebben bewust gekoerst op het realiseren van complete steden, met name de grotere. Zij sloten hiermee aan bij de doelstellingen van het compacte stadsbeleid uit de Vinex-periode, dat volgde op het groeikernenbeleid. Zij bouwden theaters en musea, winkelcentra en uitgaansgelegenheden, skibanen en in het geval van Almere zelfs een compleet nieuw stadshart. Daar tegenover staat het stabiele Houten, dat vooral woongemeente voor relatief welgestelde huishoudens is gebleven. Andere groeikernen als Zoetermeer, Capelle aan den IJssel en Nieuwegein hebben een ‘doorstroomfunctie’ in de regio en herbergen een grote diversiteit aan bevolkingsgroepen en functies. De verschillen tussen de voormalige groeikernen hangen samen met hun positie in de regio. Die zou dan ook uitgangspunt moeten zijn voor hun verdere ontwikkeling. Meer informatie: