Vooral minder kleine en middelgrote bedrijven
In de periode 2000-2012 is het aantal grote bedrijven met 13 procent gestegen tot 8,7 duizend. Het aantal kleine en middelgrote bedrijven is met 26 duizend gedaald tot 40 duizend. Dit is een krimp van grofweg 40 procent. Het aantal hobbyboeren daalde in diezelfde periode met 17 procent. Hobbyboeren zijn voor wat betreft het inkomen niet uitsluitend afhankelijk van de landbouw. Het gaat hier vooral om gepensioneerden en boeren of boerinnen met nog een andere baan erbij. In Nederland zijn in 2012 ongeveer 20 duizend hobbyboeren, bijna 30 procent van alle land- en tuinbouwbedrijven. Deze bedrijven zijn goed voor slechts 1 procent van de totale economische omvang van de landbouw.
De helft van de bedrijven goed voor 95 procent van de productie
In 2012 waren er nog 36 duizend grote of middelgrote land- en tuinbouwbedrijven. Dit is iets meer dan de helft van alle boerenbedrijven. Met elkaar waren zij goed voor 95 procent van de economische omvang uitgedrukt in standaardopbrengst. Het grootste deel van de landbouwproductie komt van de 8,7 duizend grote land- en tuinbouwbedrijven. Zij vertegenwoordigen 13 procent van de bedrijven, maar leveren bijna 60 procent van de totale standaardopbrengst. Op de grote land- en tuinbouwbedrijven is de laatste jaren fors geïnvesteerd om optimaal te kunnen profiteren van de voordelen van schaalvergroting. Al decennia lang is dit een gangbare bedrijfsstrategie. Onder andere hierdoor is ondanks een daling van het aantal land- en tuinbouwbedrijven de totale economische productie van deze bedrijven niet afgenomen. De standaardopbrengst ligt al jaren rond de 19 miljard euro. Een doorsnee bedrijf had in 2012 een standaardopbrengst van 277 duizend euro, dit is 40 procent meer dan in 2000.