Noord-Limburg qua groei aan kop in 2014
Naar verwachting groeit de economie in Noord-Limburg in 2014 met 0,9%. Daarmee blijft de regio Midden- en Zuid-Limburg voor (figuur 1). De gunstige samenstelling van de industriële bedrijvigheid, met veel machinebouwers en elektrotechnische bedrijven, en de bovengemiddelde aanwezigheid van de logistiek geven een impuls aan de groei in Noord-Limburg. In Zuid-Limburg levert de chemie een positieve bijdrage aan de groei, tegelijkertijd dempen bezuinigingen bij de overheid en in de zorg de ontwikkeling van de regionale economie. Voor Midden-Limburg is het gunstig dat het omslagpunt in de bouwsector is bereikt. Het tijdelijk stilleggen van de productie in de Clauscentrale drukt echter zijn stempel op de groei van de regio in 2014. Voor de gehele provincie bedraagt de economische groei in 2015 0,7% en dat is lager dan landelijk wordt verwacht (1,3%). De prestaties van de drie regio’s liggen in 2015 dichter bij elkaar.
Limburg profiteert bovengemiddeld van exportgroei
De goederenexport is in Limburg verantwoordelijk voor een kwart van de toegevoegde waarde. Ten opzichte van bedrijven in de rest van Nederland zijn Limburgse bedrijven het vaakst internationaal actief. Dat de goederenexport dit jaar verder toeneemt, is dan ook een stimulans voor veel Limburgse ondernemers. Onder andere de heropening van de fabriek van VDL-Nedcar en de opening van verschillende Europese distributiecentra vergroten de regionale exportkracht en zorgen voor nieuwe banen. Van de Limburgse export gaat meer dan 40% naar Duitsland en België en de economische groei in die buurlanden zorgt voor een toename van de vraag naar Limburgse producten. Marcel Beckers ING Regiodirecteur MKB Zuid-Oost Nederland: “Verdere internationalisering is een kans voor het Limburgse bedrijfsleven gezien de economische groei in het buitenland en de strategische ligging. Het programma Brainport 2020 stimuleert daarbij samenwerking tussen bedrijven in Noord-Brabant en Limburg ten behoeve van innovatie en versteviging van productieketens”.
Bron: ING