De raden concluderen dat de arbeidsmarktsituatie in de cultuursector zorgwekkend is. De combinatie van dalende werkgelegenheid, een relatief hoge kans op werkloosheid, lage en dalende inkomens, een slechte onderhandelingspositie voor werknemers en zzp’ers, het vaak niet verzekerd zijn voor inkomensverlies bij arbeidsongeschiktheid en een geringe pensioenopbouw, maakt de positie van werkenden kwetsbaar. Veel trends en knelpunten op de Nederlandse arbeidsmarkt zijn in de cultuursector uitvergroot zichtbaar. Deze verkenning is daarom niet alleen relevant voor de sector zelf, maar ook voor de economie als geheel.
Ontwikkelingen arbeidsmarkt cultuursector
Werknemers in de cultuursector zijn vaak uit noodzaak zelfstandig geworden. Daardoor leven zij in onzekerheid over de continuïteit van hun werk en omdat de tarieven voor zelfstandigen onder druk staan, verdienen zij aanzienlijk minder. Het werken als zelfstandige leidt vaak tot het vervallen van betaling bij arbeidsongeschiktheid, omdat verzekeringen hiervoor buiten het financiële bereik van veel zelfstandigen liggen. Vanwege het over het algemeen lage inkomen zorgen zelfstandigen vaak ook niet voor een pensioenvoorziening.
In 2013 verdienden zzp’ers in de cultuursector gemiddeld € 21.908,- . Dit is ruim tienduizend euro lager dan het modaal bruto-inkomen in dat jaar (€ 32.500 ). Beeldend kunstenaars verdienden in 2013 gemiddeld €13.990,- , muzikanten € 16.400, schrijvers € 20.500, filmmakers € 21.500,- en acteurs € 26.900,-
Omdat de vraag naar betaalde arbeid is afgenomen, is de concurrentie tussen werkenden in de sector groot, waardoor vaak voor zeer lage tarieven wordt gewerkt. Soms werkt men zelfs gratis, alleen maar om het eigen beroep te kunnen uitoefenen en in de hoop op betaalde werkzaamheden in de toekomst.
Minder loondienst, meer zelfstandigheid
Het aantal banen voor werknemers in de cultuursector is met 12,3% afgenomen (gemiddelde in Nederland: 2,5%). Tegelijk is het aantal tijdelijke banen toegenomen. Door deze daling en de toename van het aantal zelfstandigen in de sector vindt er een verschuiving plaats van loondienst naar zelfstandigheid. Dit komt over de hele linie van de cultuursector voor.
Eind 2013 was 42% van de beroepsbeoefenaren in de cultuursector zelfstandig. Het gemiddelde in de Nederlandse economie was op dat moment 16%. Vooral kunstenaars zijn veelal zelfstandig (gemiddeld 60%) met als opvallende uitschieter de groep beeldende kunstenaars (90%). Voor een deel van de zelfstandigen is er geen duidelijke werkgever aan te wijzen. Daarnaast is er een grote groep zelfstandigen die zich genoodzaakt ziet deze weg op te gaan, omdat zij hun beroep niet (meer) in loondienst kunnen uitoefenen. Voorbeelden hiervan zijn onder andere vertalers, scenarioschrijvers en muziekdocenten.
Bron: SER